“Heeeyyy,” schreeuwt een achteropgeraakt individu.
“Heeeeeyyyyy,” is het antwoord in koor van een groepje kerels verderop in de straat.
“Heeeeyyyy.” Nogmaals de oerkreet. En hij vervolgt, terwijl het lange haar in de nek over de schouders gedrapeerd wordt: “Kankerhoeren.”
Het groepje en de achteropgeraakte jongen lijken elkaar te begrijpen.
Hoewel veelgehoord op uitgaansavonden als de KoninginneNach, zijn het niet dit soort conversaties die de stad de stad maken. Het mooie van een stad als Den Haag kom je pas tegen op een zomerse zaterdagochtend, gestationeerd op je balkon met een kop verse koffie en de nieuwe krant. Dáár, in het binnenste van een huizenblok, weg van verkeer en veelvuldig gebruik van ziektes als krachtermen, zijn het de geluiden van een ontwakende buurt die je het echte stadsgevoel geven.
Iemand veegt z’n tuin. Even verderop een man die de BBQ alvast gereed maakt voor de avond. Achter de bomen verstopt, hoor je de doe-het-zelver met de cirkelzaag aan de gang. De buurvrouw die je nu eens niet wakker maakt met haar gekreun van, naar ik aanneem, genot, maar gewoon omdat ze de deuren open gooit. Het voetbaltoernooi dat van een paar blokken verder komt aanwaaien. Een haan die kraait (ja, zelfs in de stad). En bovenal de duiven: ze koeren, slaan met de vleugels en ritselen tussen de bladeren.
Wetende dat aan aan de buitenkant van het blok het verkeer op gang komt en de boodschappen gedaan gaan worden, is ieder hier bezig met zijn eigen ding. Gezamenlijk creëren ze de kakofonie die de stad zo eigen is. Met de roekoe als het stadshart.
Morgen vervloeken we ze weer om de stront die ze achter laten. Vandaag is het goed.
Sunday, May 4, 2008
Subscribe to:
Posts (Atom)